Capelle aan den IJssel, in historisch perspectief
Capelle en de industriele ontwikkeling :
Scheepswerf A.Vuyk & Zonen's scheepswerven 1872 - 1979
Capelle aan den IJssel kende begin 20e eeuw een aantal scheepswerven aan de rivier , zoals Wed. A. Duyvendijk, Vuyk, Hoogendijk en Kalkman.

De meest bekende scheepswerf was ongetwijfeld de scheepswerf A.Vuyk & Zonen te Capelle a/d IJssel (tot 1979) opgericht op 15 decemnber 1872 door Adrianus Vuyk, scheepsbouwmeester, geboren op 26-09-1839 te IJsselmonde.

De reparatiewerf

Scheepswerf Vuyk beschikte in eerste instantie op het toenmalige Keeten over een buitendijkse scheepsreparatiewerf, werf 1 genaamd.

Deze werf beschikte over een langshelling van 90 meter en telde 30 arbeiders. Aanvankelijk werden er alleen kleinere houten binnenvaartschepen gebouwd. Tot 1878 waren dit er 45 in getal. Het eerste stalen schip was de "Immanuel " van 605 ton voor Reederij Gebr. Ossendrijver te Rotterdam. Vele Duitse rijnrederijen lieten hun schepen bij Vuyk bouwen. De zaken gingen voorspoedig, zodat in 1885 een dwarshelling werd aangelegd. Dit bood de mogelijkheid om lichters te repareren en grotere schepen te bouwen.
De reparatiewerf was gelegen in Capelle-West aan de Nijverheidstraat en op dat terrein zijn nu gevestigd : Breijs en garage Goudriaan.

De nieuwbouwwerf

In 1897, 12 jaar later, werd door Adrianus Vuyk een stuk grond aangekocht, dat enkele kilometers hogerop aan de IJssel, naast de toenmalige betonfabriek van Feenstra, was gelegen. Het terrein was eigendom van de voormalige Scheepswerf Van Dijk, die recent failliet was gegaan. Hier liet Adrianus Vuyk een scheepshelling aanleggen.

De nieuwbouwwerf, werf 2

Hierop werd het eerste zeegaande schip gebouwd en overgedragen aan de Engelse eigenaar. Deze werf zou de geschiedenis ingaan als werf 2 of nieuwbouwwerf, gelegen aan de Dorpsstraat en het oude, geelgekleurde, directiekantoor, thans het Vuykhuis geheten, staat er vandaag nog steeds....

De nieuwbouwwerf, werf 2

Een familiebedrijf

Bij de jaarwisseling 1905 - 1906 worden de drie zonen van de directeur in het bedrijf opgenomen : Leendert, Pieter en Wouter Vuyk en de firma A. Vuyk & Zonen wordt opgericht.

In 1908 was het personeelsbestand opgelopen tot circa 180 man : voornamelijk ijzerwerkers en klinkers.. In die jaren begon de arbeiders in de zomer s'ochtends om 05.00 uur en eindigden s'avonds om 19.00 uur. s'Winters waren de arbeidstijden van 07.00 uur tot 20.00 uur. Als er geen werk was, kregen de arbeiders ook geen loon! Er waren in die tijd nog geen kranen, scheepsplaten werden op het terrein door mankracht naar het schip gerold. Ook kende men regenverlet : als het 2 uur achtereen regende, werd het werfpersoneel naar huis gestuurd.

In 1910 overlijdt Adrianus Vuyk. Het bedrijf wordt op de oude voet voortgezet door de drie broers. Waren het aanvankelijk de rijnrederijen, later wordt Maatschappij Vinke & Co een grote opdrachtgever. De grootste schip in die tijd was de " Aalsum " van 8500 ton, maar ook schepen als de " Hilversum ", de " Oostmarsum " en de " Wolsum " waren met hun 6300 ton voor die tijd toch al flinke schepen !

De Eerste Wereldoorlog

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 lag de " Larenberg " van 5500 ton op de helling. Daar er door de mobilisatie maar met mondjesmaat werd gewerkt, is dit schip daar al die oorlogsjaren blijven liggen. De plaatselijke bevolking, die gewend was aan een regelmatige afbouw van schepen, kon dit maar moeilijk begrijpen. Vooral de lokale bakker had het hier erg moeilijk mee. In plaats van over het weer of over de toestand in de wereld te beginnen, was hij van zijn klanten alleen maar benieuwd of " dat schip er nou ooit af ging ?".

Op de schepen werd in die tijd gewerkt bij het licht van "snotneuzen", dit waren lampen in de vorm van oliespuitjes met een in petroleum gedrenkt katoenen lap in de tuit. Electriciteit op de werf werd geleverd door een eigen generator.

De economische terugval na 1918 leidde tot instorting van de vrachtenmarkt en de directie besloot terug te vallen op de bouw van rivierschepen. In 1922 kon de werf haar 50-jarig jubileum vieren. Bij die gelegenheid werd door het personeel aan de directie een staande klok aangeboden. Voor dit cadeau was van te voren centraal gespaard. Ondanks de economische misère werd op die dag voor de eerste keer champagne geschonken. Pas in 1928 werd voor het eerst maal weer een zeevarend schip van 9500 ton gebouwd.

In die jaren nam vooral de reparatiesector toe, hierbij werd in 1931 de bestaande dwarshelling helemaal gemoderniseerd en electrisch ingericht, zodanig dat " aan alle eischen des tijds werd voldaan ". Maar de hele Nederlands economie stond midden in de crisistijd, men vreesde dat alle nieuwbouw voorgoed voorbij was. De nieuwbouwwerf moest in de jaren 1932 - 1934 haar poorten helemaal sluiten en op de reparatiewerf werd om de 2 weken gewerkt, er kon aan niet meer dan 60 man werk worden geboden..... Dit zou tot 1935 duren.

Op 1 juli 1936 werd het eerste schip na de crisis opgeleverd aan de eigenaar. Het was de " Koninging Emma " . Het zou worden ingezet om de dienst te onderhouden tussen Suriname en Brits Guyana. Het schip was 50 meter lang en 8 meter breed en bood plaats aan 30 passagiers in de kajuitklasse en 100 dekpassagiers.

In april 1934 waren drie kleinzonen van de oprichter in de firma opgenomen : Adri Wzn Vuyk (Reparatie), Pieter Wzn. Vuyk (Nieuwbouw) en Pieter Pzn. Vuyk (Financiën).

Tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werd er in Capelle driftig gebouwd. Zo vond op 19 mei 1939 de proeftocht plaats met het s.s. " Jonge Willem " , een stoomschip met een laadvermogen van 3000 ton.

De Tweede Wereldoorlog

De toenmalige directie werd in bezettingstijd door de Duitsers gedwongen gewoon door te gaan met schepen bouwen. Echter, op de eisen van deze ongewenste klant volgde aangepast ' gedrag ' door de werfarbeiders. Dat er aan sabotage gevaren verbonden waren en dat de strafmaatregelen door de bezetter niet gering waren, is welbekend. Op een dag bleken er 8 zakken kolen ' verdwenen '. Bij het niet terugbezorgen van de kolen, zoud er voor elke verdwenen zak kolen een werknemer worden doodgeschoten. Gelukkig kon de zaak tijdig worden geregeld. In 1944 is het kantoor van de Nieuwbouw afgebrand.

Na de oorlog kon Nederland zich weer bezig houden met de wederopbouw van de scheepsbouw. Twee van de grootste concurrenten , Duitsland en Japan waren platgelegd. Vuyk was een van de eerste Nederlandse werven met een nieuwbouwopdracht. Het nieuwe kantoor werd in 1947 gebouwd aan de overkant van de dijk. Het werd een deftig, stenen gebouw. De werf bestond in dat jaar ook 75 jaar. In 1948 werd de timmerloods op de nieuwbouwwerf door brand verwoest

 Scheepswerf A. Vuyk - Schaardijk  - Kralingseveer  Scheepswerf A. Vuyk - Schaardijk  - Kralingseveer

Intussen waren de weilanden beneden aan de dijk geëgaliseerd en bouwrijp gemaakt en zo kon bij het nieuwe kantoor een nieuwe timmerloods worden gebouwd. In 1950 wordt op de reparatiewerf een nieuwe dwarshelling aangelegd en werden nieuwe electrische torenkranen aangeschaft.

 Banka 1952

De m.s. " Banka ", bouwnummer 727, was een kolos was 150 meter lang en mat 11.250 ton. De voorzijde van het nieuwe schip lag precies 5 meter van de dijk af. De Banka wordt opgeleverd in 1952. In dat historische jaar wordt bij de Capelse notaris, Mr. Drapers, de akte gepasseerd, waarbij de naam Firma A.Vuyk en Zonen wordt omgezet in A. Vuyk & Zonen's Scheepswerven N.V.

 Amstelmeer 1956

m.s. “Amstelmeer” 8.377 brt gebouwd in 1956 bij A.Vuyk Capele a/d IJssel

 Vuyk bedrijfsvlag tot 9 december 1977 Het gaat dan goed met de werf. De orderportefeuille in de jaren '50 is goed gevuld, een nieuwe lasloods wordt gebouwd, een Sociaal Fonds opgericht. Op 2 januari 1961 een nieuwe mijlpaal : de 45-urige werkweek wordt ingevoerd en ook de vrije zaterdag doet haar intrede.

Donkere wolken pakken zich echter langzaam samen. Als gevolg van de Watersnoodramp in 1953 komt er een grote sluis (De Algera-sluizen) richting de open verbinding met de Noordzee en de rivier de IJssel zelf wordt deels gekanaliseerd. In 1960 vaart het eerste nieuwsbouwschip van Vuyk door de Algera-sluizen. In 1967 wordt op de reparatiewerf een nieuw directiekantoor geopend, een prachtig grijs gebouw. De zestiger jaren verlopen verder zonder noemenswaardige problemen.

 Motorjacht SHERAKHAN 1966

Een van de in deze tijd gebouwde schepen is het motorjacht SHERAKHAN gedoopt in 1966. Dit superjacht bood slpaaplaatsen voor 26 gasten aan boord en 19 bemanningsleden.

 Banka 1952

Nieuwe orders blijven uit ..............
Hierna gaat de Nederlandse scheepsbouw langzamerhand de concurrentie - vooral uit Japan - voelen. De hogere lonen en de harde gulden maken de concurentiepositie steeds moeilijker.

Op de repartiewerf worden de twee langshellingen aangepast aan de verandering van het getij door de komst van de Deltawerken. De viering van het 100-jarig bestaan heeft helaas niet feestelijk mogen zijn : op 11 oktober 1972 wordt surseance van betaling aangevraagd. Door vertraging van levertijd bij een grote Zweedse order bleken de oorspronkelijk berekende prijzen niet meer haalbaar en moesten aanzienlijk verliezen worden geaccepteerd.

Nieuwe orders bleven uit. Het loyale personeel besloot voortaan een half uur per dag gratis te gaan overwerken, een unicum in die dagen. In 1975 kon eindelijk worden begonnen aan de afbetaling van de eerste 20% van de schulden aan de grote schuldeisers. Na 3 jaar kon op 30 december 1975 het einde van de surseance worden aangekondigd.

In 1972 bestond de werf 100 jaar, maar vanwege de slechte financiële postitie werd er een sober jubileumfeest gevierd. Wel kreeg al het personeel een oorkonde en een gouden tientje. 5 jaar later vierde de werf nog wel feestelijk haar 105-jarig bestaan. In dat jaar wordt het grootste schip gebouwd : het Zwitserse schip " Anzère " een schip van 152 meter lengte.

Maar per 1 oktober 1979 viel het doek definitief voor de scheepswerf. Volgens directeur ir. E.D. Vuyk had de werf het zelfs niet met overheidssteun kunnen volhouden. De laatste 300 arbeiders die bereid waren om aan het werk bij de werf Van der Giessen - De Noord, aan de overkant van de rivier, aan de slag te gaan, kregen een laatste, eenmalige uitkering van 2000 gulden.

Documentatie

Helaas is bij de brand in 1944 veel historisch materiaal over de scheepswerf verloren gegaan, maar over de geschiedenis van de werf bestaat een jubileumboekje 1872 - 1977. Het bedrijf wordt thans nog steeds voortgezet, maar nu als advies- en tekenbureau, gevestigd aan De Tochten in het oude raadhuis.

Met onze hartelijke dank aan Piet Vuyk voor zijn bijdrage 2004

Albatros Superfosfaatfabriek (A.S.F.)

Een nieuwe tak van industrie, begin 20e eeuw, was de kunstmestproductie op basis van zwavelzuur. De productie van superfosfaat start in Nederland in 1875 te Capelle a/d IJssel. Eind negentiende eeuw werden in Nederland drie kleinschalige superfosfaatfabrieken opgezet: in 1875 Salomonson in Kralingserveer te Capelle aan de IJssel, in 1882 Coenen en Schoenmakers in Uden en Van Hoorn, Luitjens en Kamminga in Groningen. In 1948 werden na wat fusies in deze branch de fabriek ondergebracht in één vennootschap onder de naam 'Albatros Super-fosfaatfabrieken' (A.S.F.).

Later werd de naam gewijzigd in de Unie Kunstmest Fabrieken UKF, zo heeft de kunstmestfabriek achtereenvolgend de volgende namen gehad : Albatros, UKF, DSM en Kemira. De fabriek was gevestigd in Kralingse Veer aan de Schaardijk. Inmiddels is de fabriek ter ziele.

Voor het vervoer van zwavelzuur van en naar fabrieken in Duitsland en Belgie beschikt de A.S.F. omstreeks 1949 over een eigen binnenvaartvloot, met schepen als de Assam 1, 2, 3 en 4 en de Albatros 1, 2, 3 en 4. Eerste schipper aan boord van de Assam II is schipper de Jong en voorin stuurman Jan Tempelaars met zijn vrouw (tante Jopie). "Toen mijn man en ik aan boord kwamen was het schip als nieuw, wij woonden in de voorroef, een klein maar prachtig verblijf".

Maar wel gevaarlijk was de lading, vooral tijdens het laden en lossen. "In Amsterdam zag ik ineens een bulb ontstaan in de slang die direct opensprong. Het zwavelzuur verteerde zelfs de verf op dek. Jan Tempelaars kreeg het zuur zelfs over zich heen en sprong gelijk in het water", zegt de heer Silvius. "Zonder broek en hemd kwam die eruit, maar gelukkig had die geen brandwonden". Mevrouw Tempelaars herinnert zich dat ook nog. "We vroegen aan de directie nieuwe kleren, maar deze zeiden dat Jan toch zeker geen nieuwe kleren aan dek droeg? Kreeg die gewoon een tweedehands broek terug!"

Portaalkranen

Op het fabrieksterrein waren twee portaalkranen werkzaam : de Fabriton Portaalkraan No 2198 en eenzelfde exemplaar No 2199. De beide kranen, in 1968 door Conrad Stork in Haarlem gebouwd, werden eerst gebruikt voor de Albatros Superfosfaatfabriek bij Kralingse Veer en na sluiting naar de Laakhaven vervoerd.

De kunstmest-industrie op basis van zwavelzuur heeft veel werkgelegenheid opgeleverd, vele gezinnen konden hierdoor een bestaan opbouwen. Het spreekt voor zich dat er in die tijd nog weinig rekening werd gehouden met het milieu van de omwonende burgers, de bodem en de gezondheid van de werknemers in die tijd.

Op de rivier de IJssel werd gewoon geloosd en met name de beruchte fosfaatfabriek heeft een ware aanslag op het milieu gepleegd, een erfenis waar wij nog steeds de wrange vruchten van mogen plukken.