Het verzet in Capelle a/d IJssel werd vanaf september 1944 georganiseerd uitgevoerd. Alle verzetsgroeperingen in Nederland werden toen samengebracht in één organisatie, de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten onder commando van prins Bernhard.
Daarvoor werd door groepen al wel incidenteel verzet geboden, zoals het verzorgen van ondergedoken joden, mensen die hadden moeten onderduiken omdat ze geweigerd hadden in Duitsland te gaan werken en spoorwegstakers. Er waren mensen die in het geheim luisterden naar de Engelse radiouitzendingen (het bezit van een radio was verboden) en mensen die verboden wapens in hun bezit hadden. Ook werden illegale bladen verspreid.
Er werden 4 verzetsgroepen gevormd en wel in Het Dorp, Schenkel, Capelle-West en de Kralingseweg.
De leiding van deze groepen was in handen van de heren Feenstra en veldwachter Van Rey. Beiden zijn inmiddels overleden.
Eerst kwam men bijeen aan de Kanaalweg 50, waar een wapendepot was en wapeninstructie werd gegeven.
Later werden de door de vliegtuigen uitgeworpen wapens, die door de verzetsmensen van het centrale depot in Rotterdam naar Capelle werden vervoerd, verborgen in het bedrijf van de heer Feenstra. Hier werd ook geoefend.
Iedere groep kreeg de voor de acties benodigde wapens in beheer.
Nico van 't Hart was mede belast met de leiding van de groep Schenkel. In het huis van de familie aan de Bermweg waren, behalve wapens en springstoffen, ook illegale bladen en een radio verborgen. Ook werd hier regelmatig instructie gegeven. Bij één van deze bijeenkomsten werd per ongeluk een schot gelost, waardoor in de keuken een tegel aan stukken ging. Toen mensen uit de buurt vroegen waar de knal, die ze hadden gehoord, vandaan kwam, werd het klappen van een fietsband als reden opgegeven.
Op een dag in de winter 1944-1945 kwamen 2 Duitsers in burger, in opdracht van Den Haag, huiszoeking doen. Er zou een radio in huis zijn. Alles werd overhoop gehaald, maar alle verboden zaken waren zo goed verborgen dat niets werd gevonden.
Gelukkig was de onderduiker, die bij de familie woonde, op het moment van de huiszoeking in de tuinderij van Nico aan het werk, zodat ook hij niet werd gevonden.
Later werd de radio wel ontdekt, maar voor 2 flessen jenever "teruggekocht".
|
Een van de door de groep ondernomen acties was in januari 1945. Er werden op de Hoofdweg z.g. bandenbommen gelegd, die met zand werden bedekt. De bedoeling hiervan was dat ze zouden ontploffen als er een auto overheen reed. Er ontstond een benarde situatie toen er al een Duitse auto over een bommetje reed en hierdoor werd beschadigd, terwijl de leden van de groep nog bezig waren. Ze renden het weiland in en kwamen drijfnat terug aan de Bermweg.
Op een gegeven moment nam een jonge Duitse militair contact op met de familie Van 't Hart. hij wilde deserteren en vroeg om hulp. Een onderduikadres werd geregeld, maar hij kwam niet terug. Bij voorzichtige navraag werd gezegd dat hij verdwenen was. Men vermoedt dat de Duitsers lucht hadden gekregen van zijn overlopen en dat hij was doodgeschoten.
Toen Nico eens op de fiets naar Waddinxveen was geweest om zaad voor zijn tuinderij te halen,
werd hij in Moordrecht door Duitsers gearresteerd en naar Gouda overgebracht.
Zijn vrouw Truus ging, toen ze hiervan hoorde, naar een oom van Nico om hulp. Inderdaad
lukte het hem Nico vrij te krijgen.
De tegenprestatie kwam toen de oorlog bijna was afgelopen.
Door de leden van de groep werd een
lijst opgesteld met de namen van N.S.B.'ers en anderen, die de Duitsers hand- en
spandiensten hadden verleend, die bij de bevrijding moesten worden opgepakt.
Op verzoek van Nico en Truus zijn toen de namen van de vrouw en dochter van de
oom van de lijst geschrapt. De bewuste N.S.B.'ers en anderen werden,
toen de capitulatie van Duitsland een feit was, door de groep gearresteerd
en in de school aan de Kanaalweg opgesloten.
In oktober 1983 ontving de heer nico van 't Hart in de burgerzaal van het Haagse gemeentehuis het Verzetskruis uit handen van prins Bernhard.
|
Capelle en het onderwijs
Inleiding
Naar aanleiding van het 60 jarig bestaan van de plaatselijke afdeling van de Vereniging voor Openbaar Onderwijs (VOO) vroeg de voorzitter aan de heer Boef om een brochure te maken. In het afdelingsarchief bevond zich een interessant stukje sociale geschiedenis van Capelle. Als eerste bron gebruikte hij de notulen en andere stukken. Als tweede bron dienden de krantenleggers van de plaatselijke weekeditie van de "IJssel en Lekstreek" van de jaren 1928 tot 1943. De geschiedenis van de VOO in Capelle is sterk gekoppeld geweest aan de opkomst van de arbeidersbeweging en de positie van de SDAP en later de PvdA in de gemeenteraad. Het is een verhaal geworden van jarenlange inspanningen voor een ideaal, dat ieder van de betrokkenen op zijn eigen wijze heeft proberen te dienen.
1 Achtergrond. Volksonderwijs en Capelle tot 1926
Het onderwijs was sinds de wet van 1806 een staatsaangelegenheid.
Daarmee werd de traditionele invloed van de kerk op de opvoeding van de
jeugd aanzienlijk beperkt. In het midden van de 19e eeuw begon een strijd
om de financiele gelijkstelling van openbaar onderwijs en confessionele scholen.
In 1866 richtten twee Friese schoolopzieners de landelijke vereniging ter
bevordering van volksonderwijs op. Het voornaamste doel was de krachten te
bundelen tegen de miskenning en verdachtmaking die de openbare scholen
ondervonden van zich christelijk-nationaal noemende tegenstanders.
De Lager Onderwijs Wet van 1920 bracht weliswaar de gewenste financiele
gelijkstelling, maar de controverse tussen aanhangers van bijzonder en openbaar onderwijs bleven bestaan.
Deze spanningen vormen de achtergrond van de strijd van de onkerkelijke,
moderne georganiseerde progressieve arbeiders tegen de orthodoxe christelijke
krachten die de onderwijspolitiek bepaalden.
Dat de oprichting van de plaatselijke
afdeling in 1926 pas 60 jaar na de landelijke vereniging ontstond is
vermoedelijk een gevolg van demografische factoren waarbij de groei
van onkerlijke arbeiders van linkse signatuur achterbleef bij de landelijke ontwikkeling.
De eerste openbare school in Capelle werd gesticht in 1863 op het dorp. De tweede volgde in 1867
in Keeten (nu Capelle West).
In de polder Prins Alexander was sinds 1879 een bijzondere lagere school met
een mulo voor meisjes. In 1916 kwam een derde openbare school aan de Kanaalweg.
Rond de 1e Wereldoorlog was Capelle een klein, geisoleerd
dorp met smalle dijkjes, moerassige veengebieden en veel water.
Aanvankelijk bestond de gemeente uit vier buurtschappen:
Kralingse Veer, Keeten, Schinkel en het Dorp. Er woonden 6000 inwoners.
In 1933 waren dat er 9000 en pas na de 2e WO is sprake van spectaculaire groei.
Economisch dreef Capelle op veeteelt en tuinbouw. Langs de IJssel was van
oudsher industrie, veel scheepswerven, chemische fabrieken en rietmattenindustrie.
De lonen waren lager dan elders en met hygienische voorzieningen, zoals rioleringen was het slecht gesteld.
2 Crisistijd De eerste tien jaar van volksonderwijs (1926-1936)
Na 1929 nam het aantal werklozen schrikbarend toe en was rond 1932 anderhalf keer zo hoog als het landelijk gemiddelde 15%. De crisis trof vooral de scheepsbouw, daar liepen de spanningen hoog op en in 1934 bereikten de relletjes tussen stakers en werkwilligen hun hoogtepunt. Er werden lonen verlaagd en subsidies afgeschaft. Opstandige inwoners van Capelle veroorzaakten een oploop bij het gemeentehuis aan de dijk en zij probeerden raadsleden te molesteren.
Bij de oprichting op 8 december 1926 had de vereniging voor openbaar onderwijs 33 leden. Het ledental groeide langzaam tot 80 in 1930, maar 1931 had een doorbraak plaats tot 131 leden. En in 1932 bereikte men een voorlopige top van 150, daarna zakte het aantal leden weer tot onder de 100. Het eerste bestuur bestond uit 7 leden die met absolute meerderheid van stemmen in hun functie gekozen moesten worden. Waarschijnlijk hadden ze niet veel bestuurlijke ervaring. Bij de vergaderingen kwamen weinig leden opdagen. Een truc om boterletters te verloten hielp weinig. In 1930 werd de contributie op een minimumbijdrage van 1 gulden per jaar vastgesteld. Door collectes probeerde men extra inkomsten te verwerven, maar de leden hadden allen van de slechte economische omstandigheden te lijden. De vergaderingen werden gehouden in cafe t Centrum bij de Veerstoep aan de IJssel, dit was de vergaderplaats voor een groot aantal niet-confessionele Capelse verenigingen zoals de Maatschappij tot nut van het algemeen, de SDAP, de vara, de drankbestrijding en toneel-en muziekverenigingen. De propaganda commissie van de vereniging was niet erg actief in de pers. Pas in 1931 werd voor het eerst een verslag van een vergadering van de VO in Lek en IJssel gepubliceerd. Later, rond 1939 zou het actieve lid Poldervaart regelmatig gebruik maken van de pers onder meer om de aanstelling van een gemeentelijke schoolarts te bepleiten.
Activiteiten.
Bij de eerste vergadering in 1926 werden twee voorstellen ingediend. De eerste betrof verbetering van de verlichting van de openbare scholen en de tweede een actie voor de oprichting van een openbare kleuterschool. Pas in 1929 besloot de raad om elektrisch licht aan te leggen. In openbare bijeenkomsten werden regelmatig actuele en principiele onderwijszaken behandeld. Daarnaast verspreidde men strooibiljetten over bijvoorbeeld Volksonderwijs en Volksopvoeding, en plakte men manifesten aan b.v. Voor het eerst naar school of ouders welke school kiest ge voor Uwe kinderen.
De meeste verzoeken van de VO aan de gemeenteraad hadden weinig succes. De gevoelens van achterstelling van het openbaar onderwijs worden niet zichtbaar in de werkelijke cijfers. Er waren 3 openbare scholen met respectievelijk 199, 404 en 165 leerlingen in Capelle. De twee bijzondere scholen aan de Bermweg en de IJsselmondse laan haddeen 319 en 361 leerlingen. In 1929 hadden de openbare scholen gemiddeld 35 leerlingen per klas en bij de bijzondere scholen was dat 45. Er ontstonden felle conflicten toen het Hervormde bestuur van Kralingse Veer een school wilde stichten in Keeten, na veel geprocedeer moest het gemeentebestuur 3 lokalen ter beschikking stellen. Rond 1932 ontstonden er moeilijkheden rond de overplaatsing van een van de 7 leerkrachten van school II naar school IV. In het bestuur waren vele wisselingen. In 1927 is eenmalig een succesvol schoolreisje voor 70 leerlingen georganiseerd door de vereniging, leraren mochten niet mee als begeleiders. Over deelname van kinderen van een openbare school aan een briefkaartenactie voor de AVRO ontstond commotie.
3 Oorlogsdreiging en oorlog (1936-1945)
In 1934 was in de krant melding gemaakt van een groepsvergadering van de NSB die niet door kon gaan vanwege onrust.In de jaren die daarop volgden werden wel vergaderingen gehouden van de NSB en bij verkiezingen kwam het aantal stemmen in Capelle overeen met het landelijk gemiddelde. Rond 1937 was de SDAP de grootste fractie in de gemeenteraad, maar omdat zij een vrouw voorgedragen hadden als wethouder, kregen zij geen zetel in het college. In 1939 won de SDAP 5 van de 13 raadszetels en ontstond voor het eerst een non confessionele meerderheidscoalitie. Deze is maar kort aan het bewind geweest omdat de Duitse bezetters in augustus 1941 de gemeenteraad ophieven.
Uit berichten in de kranten van 1937 bleek dat men ernstig rekening hield met een oorlogsdreiging, zo waren er verduisteringsoefeningen en luchtbeschermingsactiviteiten. In 1938 werd in Capelle een collecte gehouden voor Duitse vluchtelingen die vanwege geloof of ras vervolgd werden, dit bracht f 306,14 op.In 1939 werd de mobilisatie bekend gemaakt en konden particulieren o.a. gasmaskers bestellen.
In de Vereniging voor openbaar onderwijs was rond 1936 een conflict tussen de oud voorzitter Roetman en de jonge onderwijzer Poldervaart. Poldervaart was goed van de tongriem gesneden en schreef ook diverse pamfletten die vele malen herdrukt werden. In de vergaderingen werden vele voorstellen van Roetman verworpen bijvoorbeeld om een gezamenlijke ouderraad te vormen voor alle openbare scholen in Capelle. In 1938 waren de VO leden in Rotterdam aanwezig om te pleiten voor kleinere klassen en het aanstellen van jonge onderwijzers. Enkele activiteiten lagen op het vlak van vakantiescholen, beroepskeuze-adviezen tegen lage tarieven, cursus engels voor volwassenen. In 1939 schreef Polderman een reeks van 12 artikelen over het Geneeskundig Schooltoezicht. In 1940 werd de laatste ledenvergadering gehouden voor de Duitse bezetting. Pas in december 1943 was er een propagandaavond met zang, dans, toneel en ritmische gymnastiek. Begin 1944 volgden nog twee succesvolle avonden en het aantal leden steeg tot ruim 200. Uit de stukken blijkt niet hoe de leden de oorlog zijn doorgekomen.
4 Naoorlogs herstel en groei (1945-1965)
In oktober 1945 werd een tijdelijke gemeenteraad ingesteld waarin onder andere 3 SDAPérs zitting kregen. In de daarop volgende jaren was de PvdA in bijna alle colleges vertegenwoordigd. Door de groei van de gemeente waren er inmiddels 3 wethouders. Het aantal inwoners nam van 1960 tot 1986 toe van 11.000 tot 55 000, de instroom bestond hoofdzakelijk uit Rotterdammers.
In 1953 kwam een nieuw huishoudelijk reglement tot stand. In oktober 1954 had de heroprichtingsvergadering van VO plaats, men richtte zich sterk op propaganda en het winnen van nieuwe leden. Er was een voortzetting van de discussie over de wenselijkheid van bijbelonderwijs op de openbare school gekoppeld aan zorg over de groei van het christelijk onderwijs in Capelle. De meeste aandacht ging echter uit naar meer materiele zaken zoals het verzamelen, vermaken en uitdelen van kleding en schoeisel
Na de oorlog was de toestand van de schoolgebouwen veelal slecht. Het volgende klachtenlijstje van de school in het dorp is door het schoolhoofd Cupedo opgesteld. "De school is vochtig en koud en in de winter bevriezen de wc's. In drie lokalen komt nooit zon. De school verzakt en door sommige scheuren in de muren kan je je hand naar buiten steken. De kasten sluiten niet, schoolplaten laten los vanwege het vocht en leermiddelen beschimmelen. Er zit houtworm in het plafond, de lokalen zijn te klein en er is geen magazijn en geen spreekkamertje. Ook de ruimtes voor kolen-en turfopslag zijn veel te klein." In 1947 werd actie gevoerd voor een kleuterschool in Kralingse Veer. Binnen een jaar werd een bijzonder neutrale kleuterschool geopend. In 1955 kwam pas een wettelijke financieringsbasis voor het kleuteronderwijs. In het dorp probeerde men te komen tot oprichting van een openbare ulo, nadat ondanks tegenacties van VO een Hervormde ulo van start was gegaan. De ulo begon met 42 leerlingen in de nieuwe school van het Slot. In 1955 werd met het christelijk bestuur een stichtingsakte opgesteld voor een nijverheidsschool voor meisjes, maar dit initiatief is niet gerealiseerd omdat de regering tegen was.
In 1957 waren er 347 leden, velen van hen kwamen voornamelijk voor de georganiseerde feesten met spreker, toneel en muziek. De verhoudingen met het christelijk onderwijs waren regelmatig erg gespannen o.a. toen de Hervormden een dependance begonnen in het kamp voor de Ambonezen. Het protest van de VO werd bij de Raad van State niet ontvankelijk verklaard. De VO voelde zich een miskende minderheid en men had ook vele intern conflicten tussen de openbare scholen onderling. Eind 1959 besloot het bestuur voortaan de burgemeester en de plaatselijke predikanten een uitnodiging voor de feestavonden te sturen. Begin jaren zestig probeerde de VO een schoolraad op te richten die erkend zou worden door de gemeenteraad. Zij kwamen in 1962 niet verder dan de instelling van een önderwijscontactraad voor het openbaar onderwijs. Deze contactraad vergaderde drie maal per jaar onder leiding van de burgemeester. Bij de komst van een nieuwe burgemeester verbeterden de contacten. De strijd tegen het confessioneel onderwijs ging echter door. In 1963 werden met succes de handtekeningen teruggehaald ten gunste van een pc blo school in Rotterdam. In 1964 werd een openbare blo-school in Capelle geopend.
In 1961 vond een oprichtingsvergadering oplaats van een jongerenvereniging van de VO. De opzet was gebaseerd op het inblazen van nieuw leven inzake vooroorlogse ideeen over de organisatie van de jeugd. Maar na een veelbelovende start is niets meer van jong VO Capelle vernomen.
5 Verval en wederopleving (1965-1980)
In korte tijd nam het inwoneraantal in Capelle spectaculair toe. Van 1955 tot 1965 was het inwoneraantal verdubbeld van 8.700 tot 16 000. In 1969 waren er 25 ooo inwoners en begin jaren tachtig warern er meer dan 50 000. Het duurde vrtij lang voordat nieuwkomers in het Capelse verenigingsleven hun plaats innamen. Het kader van de VO bestond in de jaren zestig vooral uit oorspronkelijke bewoners van Capelle. Het aantal leden liep terug van ruim 300 tot het dieptepunt van 152 in 1974. In de eerste jaren na 1975 was er een kleine opleving tot 231 maar daarna daalde het aantal leden weer. Door de toename van de bevolking nam ook het aantal openbare scholen toe De J.P. Thijsseschool werd opgericht en de Glopperulo kreeg een nieuw onderkomen. In 1967 besloot de gemeente eindelijk om een schoolraad in te stellen. In 1968 werd de Vereniging Volksonderwijs samengevoegd met de organisatie van ouderraden Noraolo en zo ontstond de VOO, Vereniging voor Openbaar Onderwijs. Pas vanaf 1975 werd de VOO nieuw leven ingeblazen en de activiteiten werden op een efficiente en zakelijke wijze aangepakt. Dit leidde al snel tot erkenning bij de plaatselijke overheid en het onderwijsveld. De zorg om het meedoen van ouders op verschillende beleidsniveaus stond centraal. De cursus voor oudercommissies startte in 1977 met 60 deelnemers en werd een succes. Het bestuur bezocht regelmatig de commissievergaderingen als daar iets over onderwijs aan de orde kwam. Op gemeentelijk niveau adviseerde de VOO over de Contourennota van van Kemenade. Een zekere mate van professionalisering werd zichtbaar. In het gehele land was er sprake van deconfessionalisering en het primaat, de minderheidspositie met zijn proteskarakter werd verlaten en er ontstond een vereniging die op moderne wijze de belangen van het openbaar onderwijs op een zo breed mogelijk vlak trachtte te behartigen. Het fanatiek volgen van de ontwikkelingen bij het bijzonder onderwijs maakte plaats voor een beleid dat op het plaatselijk vlak de belangen behartigde. Van het onderwijs in het algemeen en meer in het bijzonder die van het openbaar onderwijs.
6 De laatste jaren (1980-1986)
Midden jaren tachtig werd de Wet op het Basisonderwijs ingevoerd en de wet Medezeggenschap onderwijs. In het onderwijs werd flink bezuinigd zowel op landelijk als op lokaal niveau. De VOO probeerde commentaar te leveren op diverse beleidsplannen. Het aantal scholen groeide in 1986 waren er in Capelle 12 basisscholen, 2 scholen voor speciaal onderwijs en 2 voor voortgezet onderwijs. In 1986 bestond de VOO 60 jaar en was er een luisterrijk jubileumfeest dat tevens het slotfeest bleek te zijn. De afdeling meldde zich bij het landelijk bureau aan met de status van "Slapend". Cor Boef zegt in 1987 in zijn nawoord dat hij hoopt dat de VOO de positieve rol die zij in het verleden heeft gespeeld ook in de toekomst zal waarmaken.
Voordat het laatste bestuur zich geheel afmeldt en de afdeling wordt opgeheven, presenteert zij het boekje over 60 jaar volksonderwijs in maart 2000 als laatste activiteit met de slotzin: In het jaar 2000 wordt ook landelijk een discussie gevoerd over de toekomst van de Vereniging voor Openbaar Onderwijs. Nieuwe tijden vragen om nieuwe vormen. De doelstellingen van het openbaar onderwijs: kwalitatief goed onderwijs bieden voor iedereen, met respect voor ieders culturele en religieuze achtergrond, dus "niet apart maar samen", blijven de moeite waard.
Svp Commentaar naar marry@remery.nl
Bron : Zestig jaar volksonderwijs in Capelle aan den IJssel (1926-1986)
door Cor Boef 1987, uitgegeven mei 2000. 61 p.
|
Capelle en het Molukse kamp IJsseloord
Ruim 50 jaar geleden maakten 12.500 Molukkers vanuit Indonesië noodgedwongen de overtocht naar Nederland.
Wat bedoeld was als een tijdelijk verblijf voor een half jaar is inmiddels
een verblijf van meer dan een halve eeuw geworden.
In maart 1958 kwamen de eerste Molukse families aan in Capelle, in het voormalige IJsseloord,
een houten barakkenkamp, gelegen aan de voet van de IJsseldijk ter hoogte van Oostgaarde,
richting Hitland. Tegenwoordig de landelijk zeer bekende nieuwbouwwijk Paradijsselpark.
Historie
Op 15 augustus 1945 eindigde de oorlog in Nederlands Indië.
Het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) werd weer in ere hersteld.
Er ontstond een nieuwe strijd, nu om de macht tussen Nederland en de Indonesische nationalisten.
Veel Molukse KNIL militairen streden aan de kant van Nederland.
Zij werden ingezet bij de grote ’politionele acties’ die de Nederlanders voerden
om de binnenlandse orde te herstellen. Desondanks vond op 27 december 1949 de soevereiniteitsoverdracht plaats.
'Molukse KNIL soldaten werden gezien als bondgenoten van Nederland, de vijand van de nationalisten'
Molukse KNIL soldaten zaten toen verspreid over heel Indonesië. Ze werden gezien als
bondgenoten van Nederland, de vijand van de nationalisten. In kazernes en kampen
wachtten ze op wat er komen ging. De Molukse KNIL militairen, die in 1951 op Java
bivakkeerden, werden uiteindelijk gedwongen te kiezen tussen een overstap naar het
Indonesische leger, demobilisatie op Java en een overtocht naar Nederland.
Aanvankelijk was er ook de optie van demobilisatie op een plek naar keuze.
Maar de zo gewenste plek -Ambon, waar in april 1950 de Republik Maluku Selatan
(RMS) was uitgeroepen of anders Nieuw Guinea- werd door Indonesië niet geaccepteerd.
Formeel was er geen sprake van een dienstbevel van Nederlandse zijde. Maar er
was ook geen sprake van vrijwilligheid aan Molukse zijde om te kiezen voor de
overtocht naar Nederland. Uit angst voor de publieke opinie, omdat de Nederlandse
dienstplichtigen in Indonesië zo lang op hun terugtocht moest wachten, besloot
de regering tot tijdelijke zending naar Nederland als laatste optie.
Een delegatie van Molukse militairen, onder leiding van sergeant Aponno,
adviseerde zijn lotgenoten in Indonesië voor inscheping te kiezen.
Verraden. Zo voelen de Molukse KNIL militairen zich als ze op de dag van aankomst
in Nederland massaal uit de dienst worden ontslagen. Van de ene op de andere dag
zijn ze werkloos. In een koud land ver weg van huis, waar ze door de overheid
worden ondergebracht in voormalige werklozen en concentratiekampen, leegstaande
kloosters en kazernes.
,,Toen we de eerste ochtend de gordijnen openden, zagen we bomen zonder bladeren.
Zo raar,’’ zegt oom Atus Kappuw uit Capelle aan den IJssel. Hij wordt met zijn
echtgenote tante Dol en nog zo’n zeventig gezinnen naar een klooster in het Limburgse Eijsden gebracht.
Vanuit het demobilisatiecentrum in Amersfoort zijn de 12.500 Molukse mannen,
vrouwen en kinderen verspreid over heel Nederland. Sommigen treffen het goed:
die gaan naar lege villa’s.
’Als ze eenmaal in gemeenten wonen, zijn ze moeilijk nog in kampen te krijgen’
Maar het merendeel belandt in de voormalige concentratiekampen in Vught en Westerbork.
Oude, tochtige barakken, alleen voorzien van het hoognodige meubilair. Kampen, ver weg van de bewoonde wereld.
De regering kiest bewust voor deze vorm van huisvesting. Ze wil voorkomen dat de
Molukkers opgaan in de Nederlandse samenleving. ’Als ze eenmaal in gemeenten wonen,
zijn ze moeilijk nog in kampen te krijgen’, zo stelt een ambtenaar van de Dienst
Maatschappelijke Zorg van Binnenlandse Zaken. Assimilatie is niet de bedoeling.
Het gaat tenslotte om een tijdelijk verblijf.
Organisatorisch is de eerste opvang een rommeltje. Een bont gezelschap van
departementen stort zich op de Molukkers.
Het ontslag uit het leger wordt tevergeefs bij de rechter aangevochten.
Nadat de Militaire Ambtenarenrechter de Molukse mannen in het gelijk heeft gesteld,
besluit de Centrale Raad in hoger beroep dat de ambtenarenrechter niet bevoegd is
een dergelijke beslising te nemen. Het wordt een domper. Want iedereen hield
rekening met een terugkeer van de Molukse militairen. Op de dag dat de Centrale
Raad uitspraak doet, liggen hun uniformen al klaar, inclusief een welkomstbrief.
“ Het eten komt uit gaarkeukens, die onder supervisie van Nederlandse koks staan.
De recepten voor de nasi goreng en sajoer kool staan op stenciltjes.”
Daar zitten ze dan, de mannen die tot voor kort nog in dienst waren van het KNIL.
En de vrouwen met de kinderen. Ze mogen niet werken, mogen eigenlijk helemaal niks
doen. Het eten komt uit gaarkeukens, die onder supervisie van Nederlandse koks staan.
De recepten voor de nasi goreng en sajoer kool staan op stenciltjes.
Er worden kledingbonnen uitgereikt waarmee ze in het dorp kunnen betalen.
Maar de Molukkers vinden ’t maar rare kleren.
Ze vullen hun dagen met kaarten, voetballen, films kijken en muziek maken.
Toch gaan de mannen op een gegeven moment bijklussen. Van de drie gulden zakgeld die ze per week krijgen, valt volgens hen niet te leven. ,,Wat kun je kopen voor drie gulden?’’ zegt Kappuw. Hij gaat kersen plukken voor vijf cent per kilo.
Anderen gaan appels plukken of aardappelen rooien. ,,Maar het mag niet.
Als je wordt ontdekt, moet je zestig procent aan het CAZ betalen.’’
Iedereen krijgt te maken met het eind 1952 ingestelde Commissariaat Ambonezenzorg (CAZ). Je kunt er niet omheen. Het CAZ bepaalt wat je eet, waar je kleren koopt, waar je woont en wie er mag werken in het kamphospitaal of de keuken.
Het regelt cursussen naaien en hout en metaalbewerking. Voor later als ze teruggaan.
Maar het CAZ houdt ook dossiers bij. ,,CAZ wist alles. Alles wat je zei of deed,
kwam in je persoonlijke dossier terecht. Je kon er je hele leven in terugvinden,’’
zegt historicus Henk Smeets, directeur van het Moluks Historisch Museum.
De Nederlandse bevolking moet wennen aan de ’bruine mensen en bruine kindertjes’.
Frieda Souhuwat Tomasoa: ,,Wij gingen niet naar het kampschooltje in Vught, maar
meteen naar de Nederlandse school in het dorp. Ik werd door iedereen chocolaatje genoemd.’’
Maar de meeste kinderen krijgen les in het kamp zelf. Onder andere van de Nederlandse
juf Nel Lanting, zelf geboren in Timor. Ze is pas 21 als ze in het kamp in Vught gaat
onderwijzen. Het is een grote school. ,,Maar zeker niet de mooiste.
Een donker lokaal met een betonnen vloer, kleine raampjes, twee ezelsborden en een kachel.’’
'Wij gingen niet naar het kampschooltje in Vught, maar meteen naar de Nederlandse
school in het dorp. Ik werd door iedereen chocolaatje genoemd.'
,,Mijn Maleis was niet zo geweldig, dat had je eigenlijk wel nodig. De kinderen
kwamen kersvers van moeders, spraken geen Nederlands.’’ Ze haalt het oude fotoboek
erbij. Dicteeles in de open lucht met de leitjes op schoot, groepsfoto’s,
schoolreisjes naar de Efteling. Een andere foto in het bos: een alternatieve gymles. ,,’s Zomers gingen we heerlijk het bos in. De jongens waren macho’s, echt soldatenvolk. Die gingen graag stoeien, schieten en in bomen klimmen. En er werd veel gevoetbald. Van die kleine kereltjes met winterlaarzen aan. ’s Winters hadden ze geen laarzen meer over.’’ Ze heeft genoeg mooie herinneringen aan die tijd.
Gado gado tussen de middag, bingo spelen met zand, brieven van oud leerlingen.
,,De kinderen waren levendig in de klas. Thuis werd met straffe hand geregeerd.
Discipline vinden ze toch wel fijn. Lekker streng joef!’’
RMS, Republik Maluku Selatan, de Republiek der Vrije Zuid Molukken.
De letters worden gebruikt om nationale gevoelens een identiteit te geven.
Het heeft een symbolische werking om zich te onderscheiden van de rest.’’
Symbool van een nationale identiteit. De RMS -geproclameerd op 25 april 1950-
is dat altijd geweest voor de Molukse gemeenschap. ,,De proclamatie is integraal
onderdeel van de Molukse geschiedenis. RMS staat synoniem aan het recht op zelfbeschikking.’’
Het Moluks nationalisme is voor een deel gebaseerd op het idee dat Nederland
ooit een vrije republiek beloofd heeft. Een verkeerde veronderstelling, zegt historicus Henk Smeets, directeur van het Moluks Historisch Museum. ,,De Nederlandse regering heeft nooit beloofd de RMS te steunen. Misschien is die indruk destijds door hoge ambtenaren wel gewekt.’’
,,Ons protest is gebaseerd op de belofte die ons is gedaan door generaal majoor Scheffer''
Dat laatste blijkt bijvoorbeeld bij de ontruiming van het Ambonezenkamp Schattenberg,
het voormalige concentratiekamp Westerbork. Een groep Molukkers weigert te
verhuizen naar stenen woonwijken. Als de laatsten door de marechaussee uit
hun barakken worden gezet, zegt de Molukse leider A. Lease: ,,Ons protest
is gebaseerd op de belofte die ons is gedaan door generaal majoor Scheffer.
Die belofte houdt in dat wij via Nederland weer naar ons geboorteland zouden worden afgevoerd.’’
In Nederland zijn dan wel groepen die sympathiseren met de Molukkers, met name
in rechts confessionele kringen. Zoals Help Ambon in Nood (HAIN) en Stichting
Door De Eeuwen Trouw, die zich inzet voor de aan Nederland loyale minderheden
in Indonesië. ,,Maar premier Drees was terughoudend en diplomatiek,’’ zegt
Smeets. ,,Die gaf geen steun aan de RMS. Er kan dus niet gezegd worden dat een belofte gebroken is.’’
De Molukkers moeten de RMS strijd alleen voeren. Dat gaat niet zonder problemen.
Al in de beginperiode zijn er onderling ruzies. In de jaren zestig wordt geprobeerd
eenheid te creëren in de achterban. In ’66 wordt de eenheidspartij Badan Persatuan
Rajat Maluku Selatan (BPRMS) opgericht. Later gaat deze door het leven als de Badan Persatuan.
In datzelfde jaar wordt RMS president C. Soumokil, die op de Molukken een guerilla
oorlog voert, door Indonesië geëxecuteerd. De Molukse gemeenschap in Nederland reageert geschokt. De in Nederland verblijvende J. Manusama wordt president van een regering in ballingschap.
Een zorg van de Nederlandse regering is ondertussen het ordeprobleem in de kampen.
Er zijn onderlinge conflicten, vaak over politieke zaken en religie. Maar er is ook
opstand. Tegen het Nederlandse beleid. In juli 1951 vallen er rake klappen tussen
Ambonezen en ambtenaren in Woerden als minister Van Maarseveen het wapperen van de RMS vlag verbiedt.
“Iedereen moest kiezen waar hij naartoe wilde. In IJsseloord gingen we in barakken
wonen. Met een keukentje en een eigen wc.”
.
De bewoners hebben nu hun eigen kampraad, die optreedt als belangenbehartiger en
gesprekspartner voor de Nederlandse functionarissen. Ook Kappuw neemt zitting in de
raad. ,,Dingetjes regelen,’’ zegt hij. ,,En bemiddelen bij ruzies, want die waren er genoeg.’’
De kerk
De kerk speelt een belangrijke rol. Molukse predikanten beginnen de zelfstandige
Molukse Evangelische Kerk (Geredja Indjili Maluku). De kerk is belangrijk voor de groepsbinding. Er komen kerkkoren, raden en fluitorkesten, die de diensten begeleiden zoals dat ook op de Molukken zelf gebeurt.
Het leven in de kampen is volgens de structuur van de wetten van thuis.
De adat regels worden ook in Nederland nageleefd. De zo belangrijke pela verbanden,
ooit gesloten door de voorouders, worden in ere gehouden. Geen Molukker die het in
zijn hoofd haalt om met een pela te trouwen.
De eerste jaren blijven de KNIL militairen hun uniform dragen, onder meer om de
Nederlandse regering te herinneren aan zijn plichten tegenover de Molukse bevolking.
Er is elke ochtend appèl. Er wordt gemarcheerd en met militair ceremonieel wordt de RMS vlag gehezen.
Het ene na het andere moeilijke jaar in Nederland verstrijkt. Teruggaan naar
huis is nog steeds geen optie. Het Indonesische leger heeft op Ambon de touwtjes
in handen. Dan, in 1956 besluit de regering dat de Ambonezen voortaan voor zichzelf dienen te zorgen. Ze moeten werk zoeken. De centrale keukens worden afgeschaft. En vanaf nu dienen ze net als iedereen huur, brandstof en licht te betalen.
Het verzet is fel.
J.A. Manusama, president in ballingschap
DE OP 17 AUGUSTUS 1910 in Bandjermasin op Borneo geboren Johannes Alvarez Manusama was
vóór alles een product van de koloniale samenleving. Ofschoon zijn ouders waren geboren op
de Molukken, voelde hij zich op en top Nederlander. Bij koninklijke feestdagen hees hij
op gezag van zijn al even aan Wilhelmina verknochte vader de Nederlandse driekleur.
Zijn vader, afkomstig uit Abubu op het eiland Nusa Laut, was op vijftienjarige leeftijd naar
Java gezonden en had zich opgewerkt tot ingenieur. Manusama sr.
veranderde vaak van standplaats en zo kwam het gezin onder meer op Java, Celebes en Sumatra terecht.
Als jongen had Manusama geen enkel benul van zijn Molukse roots.
Hij sprak niet eens het Maleis-Moluks. Toen hij op de mulo in Batavia, in een klas met
Javanen, Soedanezen, Batakkers, Menadonezen, Ambonezen, Chinezen en Arabieren, door de
leraar werd gevraagd naar zijn 'landaard', antwoordde Manusama dat hij 'inlander' was.
Dit tot ontsteltenis van zijn vader, die hem beval zich voortaan voor te stellen als
'met Europeanen gelijkgesteld'. Dat was een juridische omschrijving die Manusama sr.
in 1894 voor zichzelf en zijn nazaten had geregeld. Het garandeerde een betere rechtspositie dan die
voor de 'inlanders' gold.
Op 25 april 1950 wordt in Ambon de Vrije Republiek der Zuid-Molukken RMS geproclameerd.
Manusama wordt benoemd tot minister van Onderwijs en later ook van Defensie.
Kort daarop begint de Indonesische invasie. Via Nieuw-Guinea heeft Manusama
contact met Nederland. 'Indonesië valt ons aan met tanks. Zend hulp!' telegrafeert hij.
Het antwoord uit Den Haag verbijstert hem: 'Wees niet bevreesd.
Verover de Indonesische tanks en val er Indonesië mee binnen.'
Manusama, onafhankelijkheidsstrijder tegen wil en dank, ziet zich in een
volkomen isolement geplaatst. Intern gaat het er binnen de prille RMS ook
niet echt harmonieus aan toe. Vaak vergrijpen de diverse clans zich eerder aan
elkaar dan aan de vijand. Manusama en zijn vrouw zijn dan ook diverse malen aan de
dood ontsnapt als zij na een wekenlange tocht door de binnenlanden van Banda,
met de eigen troepen op de hielen, op een prauw met drie roeiers ontsnappen naar Nieuw-Guinea.
Ernstig verzwakt door de malaria, nog maar 36 kilo wegend, arriveert Manusama in juni 1952
in Nieuw-Guinea, waar hij onmiddellijk wordt geïnterneerd. Hij moet beloven zich te onthouden
van politieke activiteiten en wordt in oktober 1952 dan ook in 'immagratoire bewaring' gesteld
als hij de in Nederland verblijvende Molukkers in een artikeltje oproept tot trouw aan de RMS.
Eenmaal in Nederland krijgt hij een spreekverbod opgelegd, alsmede een verbod om te verhuizen.
Joseph Luns heeft het uitroepen van de RMS inmiddels afgedaan als 'een onrechtmatige daad'.
ALS IN 1966 de gearresteerde RMS-president Soumokil wordt geëxecuteerd in Jakarta, komt het
hoogste ambt der Molukken toe aan Manusama. De geïsoleerde Molukse gemeenschap in Nederland
loopt metterjaren steeds meer frustraties op, met als resultaat dat in 1978 de strijdbijl
weer wordt opgegraven. 'Dat zijn niet onze jongens', zegt Manusama over de Molukse jongeren
die in 1978 overgaan tot een golf van Moluks terrorisme, gericht tegen zowel Nederlanders
als Indonesiërs. Niettemin wordt 'ome Joop' door vele Nederlanders verantwoordelijk gesteld.
De radicale RMS-jongeren vinden hem op hun beurt juist weer veel te zacht.
In 1993 komt er een tamelijk roemloos einde aan zijn presidentschap.
Als een bezetene begint Manusama aan zijn memoires te schrijven.
Drie jaar later stierf Ir Manusama, jarenlang een markante inwoner van Capelle aan den IJssel.
Zijn laatste wens was dat zijn as ooit over de vrije Zuid-Molukken zou worden verstrooid.
IJsseloord
De wijk in Capelle aan den IJssel - Oostgaarde is met 156 woningen en 16
aanleunwoningen voor ouderen een van de grootste in Nederland, op Molukse
bolwerken als Assen en Bovensmilde na.
In de beginjaren zeventig wordt de eerste paal voor de nieuwe woonwijk
geslagen door J. Manusama, president van de RMS. In januari 1972 komen de eerste gezinnen over vanuit kamp IJsseloord in Capelle, waar de Molukkers sinds 1958 in barakken hebben gewoond. Oude, tochtige en gehorige barakken, die alleen voorzien waren van het hoognodige meubilair.
''Het was prettig wonen in IJsseloord, maar het kon echt niet meer.
De houten barakken waren helemaal verrot.''
Tafel en stoelen, aanrecht, etenspannetjes en een kolenkachel met daarop
een emmer om het water warm te houden. Weliswaar met een eigen keuken en wc, maar verre van luxe.
De nieuwe woningen worden in rap tempo neergezet. ,,Daarvan hebben we wel de nadelen
ondervonden,’’ vertelt Tannetje Huliselan Fierens, de ’burgemeestersvrouw’.
,,De huizen werden slecht opgeleverd. Technisch mankeerde er nogal wat aan.
Er waren verzakkingen, de muren in de hoeken waren open en de kozijnen van brandhout.
Als het nat werd, ging alles kapot. Ook de proef met hete lucht verwarming was geen succes.
We kregen de kamer niet op temperatuur. Dan zaten we hier met ijskoude voeten.’’
De Molukse wijk in Oostgaarde
De huidige Molukse wijk ligt goed ’verborgen’ aan de rand van Oostgaarde,
op de grens met Nieuwerkerk aan den IJssel.
Eengezinswoningen, allemaal in dezelfde sobere kleuren.
De straatnamen, Banda Neira, Boeroestraat, Ceramstraat, Waitatiristraat,
verwijzen naar het tropische moederland. Een stukje Molukken in Capelle aan den IJssel.
''Ik ben inmiddels gewend aan de wijk. Ik zou niet meer op Ambon kunnen wonen.
Ik heb wel heimwee, maar hier in de wijk is het beter.''
Atus Kapuw woont er sinds 1972. Binnenshuis is de sfeer gemoedelijk.
Aan de muur hangt -, zoals in veel Molukse huizen- een foto van het geboortedorp
op de Molukken. Kappuw staat vaak achter het raam. Zo heeft hij goed zicht op wat er op straat gebeurt.
,,Ik ben inmiddels gewend aan de wijk. Ik zou niet meer op Ambon
kunnen wonen. Ik heb wel heimwee, maar hier in de wijk is het beter.
En ik ken iedereen. Elke vrijdag speel ik bingo in het wijkcentrum.’’
De meeste tuinen zijn het toonbeeld van een georganiseerde chaos.
Losse objecten staan op het erfje en op straat. Maar als het straks warmer is,
komt iedereen z’n huis uit om de boel schoon te maken. Nieuwsgierige blikken worden
naar buiten geworpen als iemand voorbijloopt. De tijd lijkt een stuk langzamer te gaan.
In de Molukse wijk doen ze niet mee aan de Nederlandse rat race.
Soms is er enige opwinding. Zo staat nu een huis te koop op de hoek v
an de Waitatiristraat.
Nog niet zo lang geleden waren er stenen door de ruiten gejaagd.
Inmiddels zijn er nieuwe ramen ingezet, in afwachting van de nieuwe bewoners.
Het zorgt voor enig gerommel in de Molukkenbuurt. Sinds het huis te
koop staat, hebben zich enkele belangstellenden gemeld. Turken, Tunesiërs, Joegoslaven.
De noodklok wordt geluid. Julius Huliselan -oom Ulis in de volksmond-
schudt meewarig zijn hoofd. De wijkraad, waarvan hij voorzitter is,
heeft in allerijl een vergadering belegd. ,,We hebben geen hekel aan
anderen, maar dadelijk is er geen Molukse wijk meer. We accepteren g
een buitenstaanders. Je weet hun achtergrond niet.’’
Bron : Rotterdam Dagblad bv @ 2001
|